Tientallen, misschien wel honderden malen per dag lopen wij er gedachteloos langs, een deurpost. De deurpost, in het vergroot te vergelijken met een poort van een oude stad uit lang vervlogen tijden. Een gat in de muur van een stad om doorgang te verlenen aan hen die deel wilden nemen aan het stadse leven, onderdak vinden of dat juist achter zich wilden laten. Koop- en verkoop van goederen, het aan de man brengen van dat stadse leven zijnde herbergen, gildeleden, ambachtslui, stadsbestuur in de vorm van schout, schepenen en hun baljuws. Andere personen, andere tijden, andere intenties? Ik denk het niet, kijk maar naar wat tegenwoordig voor politiek moet door gaan. Gelukkig hebben we nog steeds het recht om geen standpunt in te nemen, toch?
Hier sta ik dan, beelden ophalend uit een tijd waarin ik nooit geleefd heb, wat achteloos leunend tegen een imaginaire deurpost die de scheiding is tussen het nu en wat er komen gaat. Klinkt best poëtisch niet? Maar hoe harder ik een voor mij oorspronkelijke gedachte voor de geest probeer te halen, hoe verder die gedachte aan de bron probeert te ontkomen. Dus weg oude stad, weg gewelfde poort, maar gelukkig, hallo morfine.
Nu lijkt het alsof ik als een platgespoten zombie in windselen des doods door de catacomben van dit levensbestendige optrekje waar. Inderdaad, je loopt als zombie niet zo maar door de catacomben, je waart er. You’re worth it, ohniedan. En dat is ff andere koek zal ik je vertellen, dat lijkt voor mij op hele oude ontbijtkoek. En even door redenerend kom ik vanzelf tot de conclusie dat een zombie niets meer is dan een slecht geklede SnelleJelle. Eén die jaren en jaren gelden door diezelfde deurpost naar binnen werd gebracht en al die tijd naast een dat groen uitgeslagen stukje tarwebrood heeft gelegen. Dat zelfde stukje tarwebrood wat ……………………………………………………. Wordt nu toch tijd dat ik stop. Tot brabbels!